line
sluit tabakslobby uit-1

Motie Gündoğan: Kamerleden moeten tabakslobby buitensluiten

dinsdag 29 juni 2021

UPDATE 12-07-2021
UPDATE 10-07-2021

UPDATE 07-07-2021

Bij de behandeling van wijzigingen van de Tabaks- en rookwarenwet diende Kamerlid Nilüfer Gündoğan (Volt) gisteren een motie in die de Tweede Kamer oproept zich te houden aan artikel 5.3 van het FCTC-verdrag en dus elk contact met de tabaksindustrie uit de weg te gaan.

Door de webredactie

Maandag vergaderde de Tweede Kamer over twee wijzigingen van de Tabaks- en rookwarenwet waarmee het reclameverbod wordt aangescherpt en elektronische verhittingsapparaten voor tabaksproducten onder de werking van de wet worden gebracht. Een derde wijziging stelt eisen aan het uiterlijk van sigaretten, zodat die met opdrukken en kleurtjes niet extra aantrekkelijk kunnen worden gemaakt nu merkuitingen op de gestandaardiseerde pakjes niet meer mogelijk zijn.

Kamerlid Nilüfer Gündoğan van Volt greep het wetgevingsdebat aan om samen met D66-Kamerlid Jeanet van der Laan een motie in te dienen om de Tweede Kamer onder de werking van artikel 5.3 van het FCTC-verdrag van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) te brengen. De motie vraagt het presidium om een eerder standpunt in deze kwestie te herzien en de uitleg van het verdragsartikel “te baseren op uitleg in formele zin en volgens geest van de wet, waarmee de uitleg ook betrekking zal hebben op Kamerleden”.

Deur dicht voor de lobby

De Framework Convention on Tobacco Control (FCTC) is in 2005 in werking getreden. Nederland is een van de ruim 180 ondertekenaars van het verdrag, die zich daarmee verplichten werk te maken van tabaksontmoediging. Artikel 5.3 van het verdrag bepaalt dat de verdragspartijen, kort gezegd, het ontwikkelen en vastleggen van tabaksontmoedigingsbeleid beschermen tegen de invloed van de tabaksindustrie. Met andere woorden, de wetgever moet elke poging van de tabaksindustrie en haar vertegenwoordigers om beleid te beïnvloeden blokkeren dan wel negeren.

Die bepaling is, ook in verband met bovenstaande wetswijzigingen, uiterst actueel. Recent kwam naar buiten dat Philip Morris in brieven aan Kamerleden en aan informateur Mariëtte Hamer een uitzonderingspositie bepleitte voor juist die elektronische verhittingsapparaten en elektronische sigaretten die in het wijzigingsvoorstel onder de wet worden gebracht.

Kamer koos uitzonderingspositie

“Van lobbypraktijken had ik al gehoord”, schreef Gündoğan vrijdag in het FD. “Toch verbaast het me dat een industrie met zulke verslavende producten de macht mag bestoken met marketingslogans.” Ze begrijpt ook niet dat de Tweede Kamer op dit vlak voor zichzelf een uitzonderingspositie heeft gecreëerd. In 2019 schreef toenmalig Kamervoorzitter Khadija Arib namens het presidium daarover een brief aan de Kamerleden.

“De Kamer heeft hierin een eigen verantwoordelijkheid”, schreef Arib. “In de constitutionele verhoudingen nemen Kamerleden een andere positie in dan ministers, bestuurders of ambtenaren. Eerder heeft het presidium in dit verband opgemerkt dat het voor Kamerleden belangrijk is zich breed te kunnen oriënteren op alle feiten en belangen die betrekking hebben op een maatschappelijk vraagstuk, voordat zij hun standpunt bepalen. Tevens is aangegeven dat het ter voorkoming van de schijn van belangenverstrengeling verstandig is dat Kamerleden transparant zijn over de contacten die zij hebben.”

Gündoğan stelt hiertegenover: “Wie dit verdedigt vanuit dualisme doet het verdrag onrecht aan, want de uitleg in formele zin maakt duidelijk dat dit niet correct is. Het FCTC is bindend voor alle partijen bij het verdrag. In ons geval is dat de Nederlandse staat en al zijn organen, dus ook de Tweede Kamer.”

Rechtszaak tegen de staat

Dat een verdrag waarbij Nederland partij is bindend is voor de staat en daarmee voor alle overheidsorganen, is een juridisch gegeven en dus niet een kwestie van smaak.

Rookpreventie Jeugd voerde in 2014-15 een rechtszaak tegen de staat over de naleving van artikel 5.3 van het FCTC-verdrag. De vordering werd uiteindelijk op formele gronden afgewezen en dus niet inhoudelijk behandeld, maar toen had de staatssecretaris van Volksgezondheid, geïnspireerd door de eisen van Rookpreventie Jeugd, al wel een verduidelijking voor overheidsdienaren over de toepassing van het verdragsartikel rondgestuurd, gevolgd door een protocol voor ambtenaren over de manier waarop zij moeten omgaan met de tabaksindustrie. Die richtlijn blijkt inmiddels behoorlijk effectief: tabakslobbyisten klagen dat ze er niet meer in komen bij de overheid.

Maar de lobbyisten blijven tegenspreken dat het FCTC-artikel de overheid verbiedt contact met hen te hebben en blijven daarom brieven, mails en social media-berichten sturen, met name naar volksvertegenwoordigers. Op de eigen website publiceert de Rijksoverheid op gezette tijden welke contacten er zijn geweest met de tabaksindustrie en welke brieven er zijn ontvangen. Zie daarover ook onze serie De Transparantie Files.

Geen gewone industrie

Het zou mooi zijn als Kamerleden gehoor geven aan de motie van Gündoğan en uit zichzelf accepteren dat zij ook onder de regels van het FCTC-verdrag inclusief het artikel 5.3 vallen. Misschien is dit in de Nederlandse context van polderen en overleg een wat ongebruikelijke praktijk, maar daarbij moet bedacht worden dat de tabaksindustrie ook een hoogst ongebruikelijke industrie is, die namelijk een extreem verslavend product maakt dat bij beoogd gebruik ten minste de helft van zijn gebruikers de dood injaagt. De overheid, inclusief het parlement, heeft de taak de gezondheid van de burgers te beschermen. Daarbij het belang van producenten van een verslavend, ziekmakend en dodelijk product laten meewegen is dan simpelweg niet mogelijk. En daarom is er dit verdrag en daarom staat artikel 5.3 in dit verdrag en heeft Nederland, met goedkeuring van het parlement, zich bij dit verdrag aangesloten.

Met name de VVD heeft in het verleden echter laten zien zich daar niets van aan te trekken. In 2017 bracht VVD-Kamerlid Erik Ziengs een bezoek aan de tabaksfabriek van British American Tobacco en vorig jaar kwam uit hoe de tabaksindustrie via VNO-NCW de VVD wist te bewegen tot afzwakking van het Nationaal Preventieakkoord. Dat er op gezette tijden weer discussie ontstaat over de betekenis van artikel 5.3 laat zien dat er hoognodig een wettelijke regeling moet komen; die geldt dan voor alle overheidsorganen, inclusief het parlement, en dus ook voor alle bestuurslagen en in het hele land.

UPDATE 07-07-2021

De motie van Nilüfer Gündoğan die het presidium van de Kamer vroeg om een herziening van de uitleg van de geldigheid van artikel 5.3 van het FCTC-verdrag haalde het niet, omdat de CDA-fractie uiteindelijk tegenstemde. Kamerlid Anne Kuik gaf in een stemverklaring aan dat de tabakslobby bij haarzelf niet hoeft aan te kloppen, maar dat ze “het te ver vindt gaan om andere Kamerleden voor te schrijven met wie ze wel of niet mogen praten”.
D66, PvdA, SP, GroenLinks, Partij voor de Dieren, ChristenUnie, DENK, Volt, BIJ1 en Fractie Den Haan stemden voor de motie. Met het CDA erbij zou de motie met 84 stemmen zijn aangenomen. Gezien Kuiks verklaring dat het CDA zelf van de lobby van de tabaksindustrie niets moet hebben, wil in feite een meerderheid van de Kamer de tabakslobby buitensluiten. Het presidium zou hieraan alsnog gehoor moeten geven, vooral ook omdat het FCTC-verdrag, zoals advocaat Van den Biesen betoogt, hiervoor het juridisch dwingende kader biedt. “Dit is geen kwestie van smaak”, zegt hij. “Het FCTC-verdrag is bindend voor de Nederlandse staat en al haar organen, dus ook voor het parlement.”

UPDATE 10-07-2021

Het NPO1-radioprogramma Nieuwsweekend ging in gesprek met Wanda de Kanter over de afgewezen motie-Gündoğan en de te nemen vervolgstappen.

UPDATE 12-07-2021

De dagelijkse cartoon Fokke & Sukke in NRC, door John Reid, Bastiaan Geleijnse en Jean-Marc van Tol, besteedde ook aandacht aan het draaiende CDA.

FOKke en SUKke Tabakslobby

 Overgenomen met toestemming van de auteurs.

tags:  Volt | motie | Tweede Kamer | Tabakswet | heatstick | PMI | FCTC | reclameverbod | tabakslobby | VVD