line
waarom nederland zo goed scoort op de tobacco interference index-1

Waarom Nederland zo goed scoort op de Global Tobacco Index

maandag 17 november 2025

Nederland staat bovenaan in de Tobacco Industry Interference Index van Global Center for Good Governance in Tobaco Control. Dat is vooral te danken aan de rechtszaak die Rookpreventie Jeugd in 2014 aanspande tegen de staat over de naleving van FCTC-artikel 5.3. Alleen het parlement ligt nog open voor beïnvloeding door de tabaksindustrie.

Door de webredactie

Hoofdpunten in dit artikel:

- In 46 van de 90 landen is de invloed van de tabaksindustrie sterker geworden
- Nederland doet het in Europa samen met Finland het best
- Een rechtszaak van Rookpreventie Jeugd resulteerde in 2015 in de Nederlandse firewall tegen de tabaksindustrie

Wereldwijd krijgt de tabaksindustrie meer invloed op tabaksbeleid. Dat blijkt uit de nieuwste editie van de Global Tobacco Industry Interference Index van tabaksindustriewaakhond STOP in samenwerking met het Global Center for Good Governance in Tobaco Control (GGTC). Van de 90 onderzochte landen scoorden 46 landen dit jaar slechter dan twee jaar geleden. Ruim eenderde deed het beter. Nederland eindigde op de vierde plaats in de mondiale lijst en samen met Finland op de eerste plaats van 25 Europese landen.

De Global Tobacco Index is een tweejaarlijks onderzoek naar de mate waarin regeringen artikel 5.3 van het Kaderverdrag inzake tabaksontmoediging (FCTC) van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) implementeren. Voor de index wordt gekeken hoe overheden hun volksgezondheidsbeleid beschermen tegen de commerciële en gevestigde belangen van de tabaksindustrie, zoals in dat artikel 5.3 wordt voorgeschreven.

‘De industrie wordt brutaler’

De mondiale ranglijst wordt aangevoerd door Brunei Darussalam, Palau, Botswana, Finland, Nederland en Ethiopië met 35 of minder punten op een schaal van 0 tot 100. De meeste invloed heeft de industrie in de Dominicaanse Republiek, Zwitserland, de VS, Georgië en Japan met 86 of meer punten. Nieuw-Zeeland, de VS, Cambodja, Nicaragua, Frankrijk en de Filippijnen gingen het meest achteruit in vergelijking met de lijst van 2023. De beste ontwikkelingen vooruit werden gemaakt door Uruguay, de Malediven, Palau, Chili, Canada en Venezuela.

Dat het in de helft van de onderzochte landen slechter gaat dan eerder, is een teken aan de wand, vindt hoofdonderzoeker Mary Assunta. “De industrie wordt steeds brutaler in haar bemoeienis met het overheidsbeleid”, zegt zij in een persbericht. “Terwijl sommige regeringen zich hebben verzet tegen flagrante inmenging, hebben andere toegegeven aan het armpje drukken van de industrie. Als dit is wat er publiekelijk wordt gemeld, wat gebeurt er dan achter gesloten deuren? Elk gebrek aan transparantie in de interacties van overheden met de industrie biedt een voedingsbodem voor inmenging.”

Zeven criteria

Voor het onderzoek kregen de onderzoekers informatie aangeleverd door maatschappelijke organisaties in de verschillende landen. In Nederland is dat het Trimbos-instituut. De inmenging van de industrie wordt beoordeeld op zeven punten, van de mate van daadwerkelijk uitgeoefende invloed op het overheidsbeleid en in hoeverre overheden meedoen aan maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO)-projecten van de industrie, tot de mate van transparantie over contacten tussen overheidsdienaren en de tabaksindustrie.

Het overzicht laat zien hoe ten minste 10 landen onder invloed van de tabaksindustrie accijnsverhogingen uitstelden of niet doorvoerden. Zeker 20 landen werken samen met de tabaksindustrie via Memorandums of Understanding, trainingen en handhavingsacties om illegale handel tegen te gaan. Parlementsleden, ministers en gouverneurs accepteerden uitnodigingen voor rondleidingen in tabaksfabrieken, waarbij de fabrieken van Philip Morris International in Zwitserland het vaakst werden bezocht. Slechts 14 van de 90 onderzochte landen hebben een lobbyregister waarin ontmoetingen met de tabaksindustrie worden geopenbaard. In 14 landen kwamen parlementariërs op voor de tabaksindustrie waardoor wetten zijn vertraagd of verwaterd.

Aan de positieve kant werd vastgesteld dat 20 landen donaties van de tabaksindustrie aan politieke partijen geheel hebben verboden. 32 landen hebben MVO-projecten van de tabaksindustrie verboden en 46 landen hebben het ‘harm reduction’-verhaal van de tabaksindustrie weerstaan en e-sigaretten en verhitte tabak verboden. 18 landen namen stappen om het FCTC-artikel 5.3 te implementeren.

Rechtszaak Rookpreventie Jeugd over 5.3

Nederland voert de Europese lijst aan omdat het hier al sinds 2016 staand overheidsbeleid is dat overheidsdienaren zich aan FCTC-artikel 5.3 moeten houden. Nederland scoort op dit punt het beste van alle 25 Europese landen. Die positie was er nooit gekomen zonder de rechtszaak tegen de staat die Rookpreventie Jeugd in 2014 aanspande over de naleving van artikel 5.3. In context van die zaak werd aangetoond dat de tabaksindustrie op vele niveaus ruime toegang had tot ministeries.

In de zaak zelf bleek Rookpreventie Jeugd (RPJ) zich uiteindelijk niet op de FCTC te kunnen beroepen, omdat alleen landen als partijen in dat verdrag elkaar kunnen aanspreken op naleving. Maar nog voordat er een uitspraak was, zag toenmalig staatssecretaris van VWS Martin van Rijn (PvdA) dat RPJ gelijk had. Hij stuurde alle ambtenaren een brief waarin werd verduidelijkt hoe zij met de tabaksindustrie dienden om te gaan, en liet dat later in een Protocol over de wijze van omgang met de tabaksindustrie vastleggen. Sindsdien houdt de gehele overheid de tabaksindustrie op afstand.

Parlement blijft zwakke plek

Toch is ook de situatie in Nederland nog verre van ideaal. Dat Nederland geen 0 scoort op de Interference Index komt onder andere doordat het smaakjesverbod voor e-sigaretten twee keer is uitgesteld, er ruime regels gelden voor de import van dutyfree tabak en de leeftijdsgrens voor de import van dutyfree tabak 17 is in plaats van 18 jaar. Ook is er nog steeds wel degelijk sprake van onnodige interactie met de tabaksindustrie onder het Memorandum of Understanding met de Douane. En last but not least besloot de Tweede Kamer in 2021 dat artikel 5.3 niet aan het parlement als geheel kan worden voorgeschreven, maar dat Kamerleden daar maar zelf hun afwegingen in moeten maken.

In december 2024 hebben we bij de behandeling van het burgerinitiatief Nicotinee kunnen zien waar dat toe kan leiden, toen bleek dat de voorman van de branchevereniging van tabaksfabrikanten VSK vanaf de publieke tribune zat te appen met PVV-woordvoerder Patrick Crijns. Verder geeft de overstap in voorjaar 2024 van voormalig VWS-woordvoerder en VVD-politicus Ole Heil naar Philip Morris International weinig vertrouwen in een firewall tussen dat bedrijf en de VVD.

Dat op het transparantieregister van de Tweede Kamer volgens de Interference Index geen tabakslobbyisten voorkomen, is ondertussen maar de vraag. In dat register wordt onder meer het pr-bureau De Issuemakers uit Amstelveen genoemd als vertegenwoordiger van ‘Diverse opdrachtgevers in profit- en non-profitsector’. Dit bureau werd in 2024 onderdeel van het Europese pr-bureau Rud Pedersen, dat volgens LobbyFacts in ieder geval in Brussel ook voor Philip Morris werkt.

Het idee dat het parlement niet onder de regels van FCTC-artikel 5.3 zou vallen is bizar, omdat wetten en regels nu juist in het parlement worden beklonken. Op zijn minst zouden partijen in de Kamer zich expliciet kunnen uitspreken over hun omgang met de tabaksindustrie.

Wil je op de hoogte blijven van al het nieuws van TabakNee? Schrijf je dan op deze pagina in voor onze tweewekelijkse nieuwsbrief. 

tags:  Tweede Kamer | tabakslobby | WHO | Rookpreventie Jeugd | GGTC | FCTC-verdrag | Tobacco Industry Interference Index