VWS wil dat Kamerleden zich aan FCTC-artikel 5.3 houden
donderdag 11 december 2025
Het ministerie van VWS heeft al verschillende malen per brief bij de Tweede Kamer aangedrongen op naleving van het FCTC-artikel 5.3 om de lobby van de tabaksindustrie buiten te houden. Ook de nieuwe Kamer heeft weer een brief gekregen, vertelde de verantwoordelijk ambtenaar in een interview.
Door de webredactie
Het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) heeft het nieuwe parlement een brief gestuurd om de volksvertegenwoordiging te herinneren aan de verplichtingen die voortvloeien uit het antilobbyartikel 5.3 in het WHO-Kaderverdrag inzake tabaksontmoediging (FCTC). Dat zegt Ingrid Zweep, bij het ministerie van VWS verantwoordelijk voor de implementatie van artikel 5.3, in een publicatie van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO). In Voices of local advocates: Defending article 5.3 in action van afgelopen oktober vertelt Zweep hoe VWS al verschillende keren heeft getracht de Tweede Kamer te houden aan het artikel in het WHO-verdrag, dat moet voorkomen dat de tabaksindustrie invloed kan uitoefenen op het tabaksbeleid.
Zweep, senior juridisch adviseur in het tabaksteam van VWS, vertelt in het interview ook dat de tabaksindustrie en de branchevereniging van tabakswinkeliers via de Ombudsman hebben geprobeerd de implementatie van artikel 5.3 aan te vechten. Maar de Ombudsman concludeerde in 2020 dat zij geen zaak hadden. De overheid bleef daarna vasthouden aan haar uitleg van het verdragsartikel dat contact met de tabaksindustrie beperkt moet blijven tot dat wat strikt noodzakelijk is voor de implementatie van vastgesteld beleid.
Protocol voor omgang met tabaksindustrie
In 2015 besloot toenmalig staatssecretaris Martin van Rijn (VWS, PvdA) onder druk van een rechtszaak die Rookpreventie Jeugd (RPJ) had aangespannen over de naleving van het antilobbyartikel in het FCTC-verdrag, om alle ministeries, provincies en gemeenten een brief te sturen met een verduidelijking over hoe om te gaan met de tabaksindustrie. Een paar maanden later volgde een nader protocol gericht aan alle overheden.
Sindsdien is met regelmaat aan de orde geweest dat artikel 5.3 ook van toepassing is op de Tweede Kamer, die immers in het wetgevingsproces het laatste woord heeft. Maar steeds opnieuw wil de Kamer zichzelf in dit verband geen beperkingen opleggen. In 2017, nadat RPJ een klacht had ingediend bij het Presidium van de Tweede Kamer over een bezoek van VVD-Kamerlid Eric Ziengs aan een tabaksfabriek in Groningen, wees het Presidium deze klacht af. In een brief aan toenmalig secretaris van RPJ Frits van Dam schreef de griffier namens het Presidium dat de regels die Van Rijn had opgesteld “niet van toepassing op de contacten van parlementariërs met de tabaksindustrie” zijn.
Arib: Parlement niet gehouden aan 5.3
In 2019, naar aanleiding van een debat over het Nationaal Preventieakkoord, kwam de verhouding van de Kamer ten opzichte van artikel 5.3 nog eens aan de orde. Toenmalig Kamervoorzitter Khadija Arib herhaalde in een brief aan de leden toen het standpunt dat de aanwijzingen van Van Rijn niet van toepassing zijn op het Parlement. Ze herhaalde “dat het voor Kamerleden belangrijk is zich breed te kunnen oriënteren op alle feiten en belangen die betrekking hebben op een maatschappelijk vraagstuk, voordat zij hun standpunt bepalen.” En ook dat “het ter voorkoming van de schijn van belangenverstrengeling verstandig is dat Kamerleden transparant zijn over de contacten die zij hebben.”
‘Invloed industrie blijft voortgaan’
In 2021 probeerden de Kamerleden Nilufer Gündogan (Volt) en Jeanet van der Laan (D66) via een motie het Presidium te bewegen om artikel 5.3 alsnog van toepassing te verklaren op het parlement. Uiteindelijk haalde de motie het niet, omdat het CDA het te ver vond gaan om “andere Kamerleden voor te schrijven met wie ze wel of niet mogen praten”.
In het interview met de WHO vertelt Ingrid Zweep nu dat vanuit VWS “brieven [zijn] gestuurd naar het parlement waarin werd aangedrongen op naleving van artikel 5.3.” Desondanks bleef het parlement volhouden dat communicatie met de tabaksindustrie mogelijk moet blijven. Zweep: “Als gevolg daarvan blijft invloed van de industrie op het maken van beleid voortgaan, met implicaties voor de effectieve implementatie van artikel 5.3.”
‘Ook Kamer moet beleidsontwikkeling veiligstellen’
Zweep stelt dat de beleidsontwikkeling is veiliggesteld doordat de tabaksindustrie pas in een internetconsultatie voor het eerst de mogelijkheid heeft om te reageren op technische aspecten van wetsvoorstellen. “Dit draagt bij aan het waarborgen dat beleid niet wordt beïnvloed door de belangen van de tabaksindustrie”, zegt Zweep. “De situatie verschilt wanneer wetgeving vervolgens door het parlement gaat. De Kamer, die de Nederlandse bevolking vertegenwoordigt, is een onafhankelijk wetgevend lichaam met eigen verantwoordelijkheden.”
In de nieuwe brief die naar de Kamer is gestuurd wordt gevraagd om opnieuw de toepasselijkheid van artikel 5.3 op Kamerleden te bespreken, vertelt Zweep. “Voorgaande negatieve beslissingen van het Presidium over deze kwestie (2017/2019) impliceren dat tabakslobbyisten via het parlement nog steeds invloed zouden kunnen uitoefenen op het tabaksbeleid en gerelateerde wetgeving. Dit lijkt in strijd te zijn met het principe dat de tabaksindustrie geen contact mag hebben met ministers en (nationale) ambtenaren om invloed op het beleid te voorkomen. De commerciële belangen van de tabaksindustrie zijn expliciet onverenigbaar met de volksgezondheid. Als de Tweede Kamer ermee instemt om zich ook aan artikel 5.3 te houden, dan zal het gehele ontwikkelingsproces van het tabaksbeleid beschermd zijn.”
Recent publiceerde Denemarken, Noorwegen en IJsland een gezamenlijk beleidsdocument over de toepassing van artikel 5.3 waarin expliciet is opgenomen dat dit ook voor parlementsleden geldt.
Green Deal Schone Stranden
Op een vraag naar voorbeelden van succesvolle toepassing van het protocol over de toepassing van artikel 5.3, refereert Zweep aan de samenwerking in de Green Deal Schone Stranden met Japan Tobacco International (JTI), die op haar advies in 2016 werd stopgezet. Daarbij laat ze onvermeld dat RPJ deze samenwerking destijds aan de kaak stelde, waarna D66 daar Kamervragen over stelde. De rechtszaak die RPJ in 2014/15 tegen de staat voerde wordt helemaal aan het eind van het interview even genoemd, zonder aan te geven dat dit de opmaat is geweest voor het huidige overheidsbeleid voor de omgang met de tabaksindustrie. Volgens Zweep worden alle relevante ministeries, provincies en meer dan 400 gemeenten elke vijf jaar per brief aan dit beleid herinnerd. “Daarnaast worden vergelijkbare brieven periodiek verstuurd aan Kamerleden om het voortdurende bewustzijn over artikel 5.3 te verzekeren”, aldus Zweep.
Van een jaar geleden, toen tijdens een debat over tabaksbeleid op de publieke tribune een lobbyist van de tabaksindustrie zat te appen met Kamerlid Patrick Crijns (PVV), weten we dat die brieven in ieder geval bij de PVV geen gehoor vinden.
tags: tabaksontmoediging | VWS | antirookbeleid | tabakslobby | FCTC-verdrag | kamervragen | Tweede Kamer





Stichting Rookpreventie Jeugd is geregistreerd als Algemeen Nut Beogende Instelling (RSIN: 820635315 | KvK: 34333760).