line
preventieakkoord lege dop-1

Het Preventieakkoord, een festival van gemiste kansen

woensdag 26 juni 2019

OPINIE
Binnenkort wordt het Nationaal Preventieakkoord besproken in de Tweede Kamer. Ter voorbereiding heeft de staatssecretaris voor Volksgezondheid op 13 juni jl. de Kamer per brief op de hoogte gesteld over de voortgang van het akkoord. Wat betreft het onderdeel roken valt op dat het kabinet de realisatie van een rookvrije generatie in 2040 vooral overlaat aan het maatschappelijk middenveld, dat met wat geld ondersteunt, en er dan maar het beste van hoopt: “Inmiddels zijn 3 van de top 100 grootste bedrijven in Nederland op weg naar een rookvrije organisatie.”

Door Rob Giebels

Zeker, het kabinet gaat ook zelf wat doen, zoals een campagne rookvrij opgroeien – vooral gericht op rokers met een laag inkomen en praktische opleiding –, rookvrije schoolterreinen, afschaffen rookruimten in openbare gebouwen en identificatiemarkering (waardoor weglek van accijnsverhoging door smokkel kan worden verminderd), maar hiervan is tot nu toe weinig tot niets gerealiseerd. En echt effectieve maatregelen, zoals verhoging van accijns en vermindering van verkooppunten, worden naar de volgende kabinetsperiode doorgeschoven.

Geen rookvrije generatie

Op die manier gaat een rookvrije generatie er niet komen. Het RIVM zal de voortgang monitoren, maar pas in 2023 kan blijken dat het huidige Preventieakkoord geen substantiële bijdrage zal leveren aan het beoogde doel. En dus zijn er dan weer vier jaren voorbij waarin de tabaksindustrie nauwelijks echt wordt gehinderd om kinderen, pubers en jong volwassenen verslaafd te maken aan het roken. Met als gevolg 20.000 doden per jaar en een veelvoud aan chronisch zieken. En dat leed zal vooral mensen met geen of alleen praktische opleidingen en lage inkomens treffen.
De maatschappelijke kosten van roken zijn dan ook enorm, ook al zeggen cynici dat we blij mogen zijn met rokers, want die betalen belasting en sterven vóór ze pensioen krijgen. Maar zo ligt het echt niet, zoals economisch onderzoek naar de kosten en baten van roken uitwijst.

Beschamend weinig

Wat ontbreekt in het Preventieakkoord is een gevoel van urgentie voor maatregelen die bewezen effectief zijn om te voorkomen dat jongeren beginnen met roken én die de overheid zelf in de hand heeft. Voorlichting aan de jeugd die nog niet rookt of daar net mee begonnen is, helpt, maar niet met de bescheiden middelen die het kabinet wil inzetten (voor zover dat duidelijk is ruim 10 miljoen euro in 2019, 2020 en 2021, voor de onderdelen roken, alcohol en obesitas samen). En voor roken moet dat onder zo’n tweehonderd acties worden verdeeld. Wat Nederland besteedt aan preventie om de jeugd van het roken af te houden is internationaal gezien beschamend weinig.
Hetzelfde geldt voor hulp bij stoppen met roken. Het is mooi dat de staatssecretaris kan melden dat de zorgverzekeraars de eerstelijns hulp niet meer onder het eigen risico laten vallen, maar de eerstelijns gezondheidszorg is onvoldoende toegerust om te voorzien in effectieve hulp bij stoppen met roken.

Tabaksverslavingsfonds

Doelmatige preventie kost geld, maar er is een manier om additionele middelen te vinden, en wel bij de veroorzakers van het hele probleem. Namelijk door een heffing op de winsten van de tabaksindustrie op in Nederland verkochte sigaretten. Hieruit kan een tabaksverslavingsfonds worden gevoed, dat kan worden gebruikt voor acties gericht op preventie bij de jeugd en stoppen met roken. Dit naar analogie van het kansspelverslavingsfonds.

Accijnsverhoging en minimumprijs

Het kabinet zegt zelf zo veel mogelijk gebruik te willen maken van effectieve instrumenten. Maar helaas maakt het Preventieakkoord dat niet waar. De staatssecretaris zegt in zijn brief niets over het meest effectieve rookpreventie-instrument, namelijk accijnsverhoging. In het Preventieakkoord is op het laatste moment een voorbehoud gemaakt bij het voornemen om in 2023 de accijns extra te verhogen, zodat de prijs van een pakje € 10 wordt.
Het voorbehoud bestaat hierin dat het kabinet in 2021 een evaluatie uitvoert omdat grenseffecten het draagvlak van de maatregel kunnen ondermijnen (Kamervraag 135). Afgezien daarvan, de Staat gaat nu niet over de prijs van een pakje sigaretten, alleen over accijns.
Het voornemen zou aan kracht winnen indien de Tweede Kamer bij de behandeling van het Preventieakkoord het kabinet uitnodigt om vast te leggen dat zo snel mogelijk de accijns én de minimumprijs van een pakje sigaretten € 10 wordt, met daarna een automatische, geleidelijke jaarlijkse stijging tot € 20. En overleg met de buurlanden om dit beleid te harmoniseren. Dat is geen illusie want daar spelen dezelfde problemen. En bovendien om de accijnsverhoging en minimumprijs nu in te laten gaan en dit niet te laten afhangen van een volgend kabinet.

Beperking van verkooppunten

Een ander bewezen effectief middel om te voorkomen dat de jeugd met roken begint is beperking van verkooppunten. Het kabinet zegt in het Preventieakkoord dat het de effectiviteit hiervan eerst wil laten onderzoeken. Echter, dat is al onderzocht én bewezen in het rapport Verkooppunten van tabaksproducten van het Trimbosinstituut (2016). De Tweede Kamer zou het kabinet dan ook moeten uitnodigen om op zo kort mogelijke termijn, maar uiterlijk in 2020, te komen met wetgeving die de verkoop van tabaksproducten beperkt tot speciaalzaken die een tabaksverkoopvergunning krijgen.

EU-tabaksrichtlijn

De poging om een strafzaak te beginnen tegen de tabaksindustrie heeft niet geleid tot vervolging, omdat de rechter oordeelde dat de huidige wetgeving hiertoe onvoldoende mogelijkheden biedt. De enige oplossing is daarom een herziening van de EU-tabaksrichtlijn. De huidige richtlijn wordt in 2021 herzien.
Het toegestane gehalte aan schadelijke stoffen in sigaretten – teer, nicotine en koolmonoxide (respectievelijk 10, 1 en 10 mg per sigaret) – en de wijze waarop dit wordt gemeten ligt vast in de EU-tabaksrichtlijn. Het Preventieakkoord bevat geen concrete voorstellen over de positie die Nederland hierin zal innemen en hoe zij dit zal proberen te realiseren. Het vorige en huidige kabinet hebben het standpunt ingenomen dat de in de huidige richtlijn vastgelegde methode om de inname van schadelijke stoffen door een roker te meten ernstig tekortschiet, sterker, in feite niet bedoeld is om de werkelijke inname te meten.

Veilige doses bestaan niet

Een andere punt is dat de maximale gehaltes aan schadelijk stoffen en de meetmarges in zekere zin bizar zijn, omdat wordt gesuggereerd dat dit voor de gezondheid veilige doses zijn. Dat is echter niet het geval: in feite zijn alle doses schadelijk en is er niet zoiets als voor de gezondheid veilige doses. Het is dan ook niet zonder reden dat in de loop van de jaren de maximale gehalten in de EU-richtlijn steeds zijn verminderd. Een verdere daling van het maximale gehalte aan schadelijke stoffen is uit oogpunt van volksgezondheid dan ook verstandig.
De Tweede Kamer zou het kabinet een standpunt inzake de komende herziening van de EU-tabaksrichtlijn kunnen meegeven: overgaan op een andere meetmethode, die recht doet aan de werkelijk inname van teer, nicotine en koolmonoxide en de maximale gehalten daarvan laten bepalen door wat voor de volksgezondheid acceptabel is.

Rob Giebels is penningmeester van Stichting Rookpreventie Jeugd.

tags:  tabaksverslavingsfonds | Europese tabaksrichtlijn | tabaksverkoop | Preventieakkoord | VWS