FCTC-artikel 5.3 werkt: tabaksindustrie verontwaardigd over Preventieakkoord
maandag 26 november 2018
De tabakslobby is verontwaardigd over de antirookmaatregelen die zijn afgesproken in het Nationaal Preventieakkoord en over het feit dat ze niet heeft mogen meepraten aan de Tabakstafel. De afspraken daarover in het internationaal antirookverdrag FCTC zijn echter glashelder: de tabaksindustrie mag geen enkele invloed uitoefenen op de totstandkoming van rookontmoedigingsbeleid.
Door de webredactie
De Vereniging Nederlandse Sigaretten- en Kerftabakfabrikanten zegt ‘verbijsterd’ te zijn over de antirookmaatregelen in het Nationaal Preventieakkoord en werkgeversvereniging en tabakslobbyclub VNO-NCW stelt: “Als beleid tot stand komt in overleg waarbij niet alle relevante organisaties betrokken worden, komen we niet tot effectief, proportioneel en uitvoerbaar beleid.”
Maar het niet laten meepraten van de tabaksindustrie over rookontmoedigingsbeleid is nu juist de kern van het artikel 5.3 in het internationale Kaderverdrag inzake rookontmoediging (FCTC) van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO). Nederland ondertekende dat verdrag in 2005. Nadat de Stichting Rookpreventie Jeugd in 2015 een proces begon tegen de Staat over het niet naleven van dit verdragsartikel, besloot toenmalig staatssecretaris Martin van Rijn van Volksgezondheid een nadere richtlijn op te stellen.
Protocol
In een protocol voor alle overheidsdienaren liet Van Rijn de omgangsregels met de tabaksindustrie nog eens verduidelijken: alle contact met vertegenwoordigers van de tabaksindustrie moet worden vermeden zolang er beleid wordt gevormd. Alleen over de technische uitvoering van al vastgesteld beleid is contact mogelijk. Sinds de bekendmaking van dat protocol klaagt de tabakslobby dat de Nederlandse overheid zich strikt aan deze voorschriften houdt.
Maatregelen tegen roken
De Nederlandse handtekening onder het FCTC-verdrag – en de precisering van de bepalingen in artikel 5.3 door Van Rijn – rechtvaardigt volledig het ontbreken van vertegenwoordigers van de tabaksindustrie aan de Tabakstafel, waar de antirookmaatregelen in het Preventieakkoord werden afgesproken. Dat de maatregelen ter voorkoming van overgewicht en problematisch alcoholgebruik in het akkoord algemeen als weinig effectief worden gezien, wordt toegeschreven aan de invloed van partijen met commerciële belangen bij het onderwerp, die hier wél mochten meepraten.
De maatregelen om roken tegen te gaan zijn de meest vergaande in het Preventieakkoord. De accijns op tabak gaan in 2020 met 1 euro omhoog en later mogelijk nog meer. Er komen binnen twee jaar neutrale verpakkingen, rookruimtes in horeca en bedrijven worden verboden, rookverboden gaan ook gelden voor e-sigaretten en binnen drie jaar moeten rookwaren in winkels uit het zicht zijn. Vanaf 2020 moeten schoolterreinen, kinderboerderijen, speeltuinen, sportverenigingen, ziekenhuizen, zorginstellingen, zwembaden en kinderopvanglocaties rookvrij zijn. Vanaf 2022 zijn sigarettenautomaten verboden, en rookstophulp komt in het basispakket van de zorgverzekeringen.
Een dictaat
De tabaksindustrie is niet blij met de afspraken. “De maatregelen die voorliggen zijn irrationeel, betuttelend en dragen niet bij aan de doelstelling om roken te ontmoedigen. Dit brengt de rookvrije generatie niet dichterbij,” stelt de Vereniging Nederlandse Sigaretten- en Kerftabakfabrikanten (VSK) op haar website. Directeur Jan Hein Sträter noemt het feit dat de tabaksindustrie niet mocht meepraten een ‘gemiste kans’. “In dat opzicht heeft het akkoord alle kenmerken van een dictaat. Temeer daar het voorkomen van jeugdroken volgens de opstellers de hoogste prioriteit heeft. Juist tabaksproducenten hebben inmiddels in binnen- en buitenland veel kennis opgedaan over het implementeren van effectieve maatregelen op dat gebied. Maatregelen die wél werken.”
Neutrale verpakkingen
Sträter trekt vooral van leer tegen de neutrale verpakkingen die in 2020 verplicht worden. Zoals de tabakslobby steeds doet, probeert ook de VSK-voorman weer twijfel te zaaien over effectiviteit van de maatregel en te waarschuwen voor een enorme toename van smokkel en illegale handel in tabak.
Ook neemt de VSK de aangekondigde accijnsverhoging op de korrel, waarbij ook weer de illegale handel wordt genoemd en zelfs zorgen over de staatskas worden geuit. Sträter: “Significante accijnsverhogingen hebben een averechts effect, waardoor buitenlandse aankopen of illegale handel zullen floreren. Dit is niet in het belang van de Nederlandse staatsinkomsten, en zal evenmin bijdragen aan de doelstelling om tot een rookvrije generatie te komen. Onzorgvuldig beleid dus.”
Alternatieven genegeerd
Philip Morris gebruikt haar verontwaardigde reactie op het Preventieakkoord om opnieuw reclame te maken voor haar eigen koopwaar, door te beweren dat zij de traditionele sigaret wil vervangen door volgens haar ‘minder schadelijke, rookloze producten’. “Door alle producten over één kam te scheren wordt de volwassen roker belet om kennis te nemen van en informatie te ontvangen over wetenschappelijk onderbouwde, minder schadelijke alternatieven,” zegt Peter van den Driest, directeur Externe Betrekkingen van Philip Morris Holland in het vakblad Out of Home Shops. Met averechts effect, volgens de PR-man: “Dit heeft als onbedoeld gevolg dat het gebruik van sigaretten en shag in stand wordt gehouden en staat daarmee haaks op de doelstellingen van het Preventieakkoord.” Zou Philip Morris daar werkelijk mee zitten, vraag je je af.
In het nauw
De NSO, brancheorganisatie van tabakswinkeliers, uit ondertussen op de eigen website haar bezorgdheid over het uitstal- en reclameverbod dat gaat gelden voor alle tabaksspeciaalzaken “met uitzondering van een handjevol ‘superspeciaalzaken’.” Dit zou een bedreiging vormen voor het bestaansrecht van de 1500 tabaks- en gemakszaken in het land, wat gevolgen zou hebben voor de sociale cohesie in wijken en buurten. In de woorden van voorzitter Jos Zuijdwijk: “En de buurtbewoners zijn het kind van de rekening. Die gaan diensten als post, ING service, stomerij, cadeaukaarten, kranten en tijdschriften enz. enz. missen.”
Ook kunnen de tabakswinkeliers volgens Zuijdwijk juist instrumenteel zijn in het laten overstappen van rokers op ‘minder schadelijke alternatieven’ als e-sigaretten. Vandaar dat de NSO uitstel voorstelt van de invoering van het uitstalverbod voor de tabaksspeciaalzaak, een uitzondering wil op het uitstalverbod voor e-sigaretten, nieuw soortige tabaksproducten die worden verhit en sigaren en overleg overleg met de overhed over reclamemogelijkheden in de tabaksspeciaalzaak.
Onuitvoerbaar beleid
Zo’n overleg is natuurlijk niet mogelijk, vanwege het eerdergenoemde artikel 5.3 in het FCTC-verdrag. VNO-NCW, een van de belangrijkste lobbyclubs voor de tabaksindustrie, uitte nog eens haar verontwaardiging over de toepassing van dat artikel bij de onderhandelingen over het Preventieakkoord. In een brief aan minister Wiebes (Economische Zaken) en de staatssecretarissen Blokhuis (VWS) en Keijzer (Economische Zaken) ageert de werkgeversvereniging tegen de procesgang rond het rookakkoord. “Het laten bepalen van het kabinetsbeleid door organisaties met een specifieke invalshoek op het onderwerp heeft in dit geval geleid tot een onuitvoerbaar beleid voor de tabaksspeciaalzaken”, schrijven de voorzitters Hans de Boer (VNO-NCW) en Jacco Vonhof (MKB-Nederland). “Onze zorg is dat beleid dan vooral gestoeld is op symboolpolitiek in plaats van effectiviteit.”
Volgens de twee voorzitters is overleg met “alle relevante partijen echt noodzakelijk”, reden waarom zij besluiten met: “Wij hopen dat dit eenzijdige proces nog aangepast kan worden en het voorliggende resultaat nog voor discussie en veranderingen openstaat.” Het is aan de vorige staatssecretaris van VWS, Van Rijn, te danken dat zo’n discussie er niet zal komen en dat het Nationaal Preventieakkoord zal worden uitgevoerd zoals nu is vastgelegd.