Tabaksindustrie vindt in Singapore via kunst en media sluipwegen naar de macht
donderdag 02 september 2021
Als regering kun je nog zo gecommitteerd zijn aan het FCTC-verdrag, en vooral aan artikel 5.3, het blijft een hele klus om de tabaksindustrie buiten de deur te houden. Singapore heeft al heel lang een sterk tabaksontmoedigingsbeleid, maar toch weten de PMI’s en de BAT’s wegen te vinden om te lobbyen.
Door de webredactie
In Singapore zijn de academische wereld, kunst, onderwijs en de media aantrekkelijke sectoren voor de tabaksindustrie om ondanks contactverboden toch toegang te krijgen tot beleidsmakers. Dit blijkt uit de studie ‘Tobacco industry’s “behind the scenes” tactics in Singapore’, gepubliceerd in Tobacco Control (TC), een internationaal peer-reviewed tijdschrift over de aard en de gevolgen van tabaksgebruik wereldwijd. Wetenschappers van de Nationale Universiteit van Singapore analyseerden interne documenten van de tabaksindustrie uit de Truth Tobacco Industry Documents Library, die lobbyactiviteiten in Singapore beschrijven. Een uitdagende plek voor tabaksfabrikanten, want de stadstaat begon al in 1970 met het reguleren van roken op openbare plaatsen en het implementeerde ’s werelds eerste verbod op tabaksreclame. Singapore behoorde ook tot de eerste landen die het WHO-kaderverdrag over Tabaksbestrijding (FCTC) ratificeerden en een strikte naleving van artikel 5.3 implementeerden. Dat artikel bepaalt dat landen hun tabaksontmoedigingsbeleid moeten beschermen tegen de invloed van de tabaksindustrie.
Naast de analyse van de industriedocumenten spraken de wetenschappers met twaalf sleutelfiguren uit de sectoren die in de documenten naar voren komen als de sluipwegen naar de macht.
‘Meedogenloos vijandig’
Vanaf de jaren 70 werd de regelgeving met betrekking tot roken in Singapore steeds strenger: een verbod op alle tabaksreclame en -promotie, rookverboden in de meeste openbare gebouwen, voorlichtingscampagnes, invoering van neutrale verpakkingen en een wettelijke minimumleeftijd van 21 jaar om tabak te kopen, te gebruiken en te bezitten. Dankzij deze inspanningen is het roken in Singapore gedaald van 25 procent (1974) naar 10,6 procent (2019). In 2017 verbood Singapore de aankoop, het gebruik en bezit van e-sigaretten en verhitte-tabaksproducten. Singapore behoorde ook tot de eerste landen die het WHO-kaderverdrag over Tabaksbestrijding (FCTC) ratificeerde.
De tabaksindustrie in Singapore wordt gedomineerd door de multinationals Philip Morris International (PMI), British American Tobacco (BAT) en Japan Tobacco International (JTI). Intern, zo blijkt uit het onderzoek, omschreven de tabaksbedrijven de regering van Singapore als ‘meedogenloos vijandig’, maar toch vonden ze manieren om winstgevend zaken te blijven doen binnen deze sterk gereguleerde omgeving.
Overheid: Low profile-benadering
Te midden van het sterke antitabaksklimaat in Singapore in de jaren 80 en 90, merkten tabaksfabrikanten op dat overheidsfunctionarissen niet geassocieerd willen worden met de tabaksindustrie en dat ze ‘voorzichtig zouden moeten optreden’ bij hun lobbywerk. Ze bedachten dat ‘rustig contact leggen met beleidsmakers’ op een ‘low-profile’-manier, ‘behind the scenes’, meer kans op succes zou bieden.
Tabaksbedrijven probeerden een netwerk op te bouwen met Singaporese regeringsfunctionarissen door hen op subtiele wijze te benaderen op liefdadigheidsavonden en door de industrie gesponsorde evenementen. BAT was van plan zich om te beginnen te richten op ministeries die het bedrijf als toegankelijker beschouwde (Handel en Industrie; Arbeid; Informatie en Kunst), gevolgd door de ministeries van Milieu en Financiën. Het ministerie van Volksgezondheid stond als laatste op de lijst, omdat dat als ‘de grootste uitdaging’ werd beschouwd. Iemand van een werkgeversvereniging herinnert zich de aanwezigheid van vertegenwoordigers van de tabaksindustrie, zonder dat ze zich vooraf bekend hadden gemaakt.
Media: ‘Iets intelligents’
Uit de documenten blijkt ook hoe tabaksfabrikanten een netwerk met de media opbouwden door vergaderingen en buitenlandse evenementen te organiseren met journalisten en senior redacteuren van de belangrijkste media van Singapore. Sharon Boyse (hoofd rookzaken, BAT) legde de redenen van BAT uit om hierin te investeren: “De voordelen zijn talrijk, en de minst belangrijke is de publicatie van een paar positieve artikelen die waarschijnlijk verschijnen na de seminars. De belangrijkste waarde is om de pers ervan te overtuigen dat we iets intelligents te zeggen hebben over deze controversiële kwesties, en om goede contacten te ontwikkelen die ons in de toekomst goed van pas zullen komen.”
Geïnterviewden vertellen ook hoe journalisten reizen werden aangeboden naar Europa om meer te weten te komen over e-sigaretten. Ze beschreven de industriebenadering om met de media om te gaan als ‘subtiel’ en ‘via een omweg’.
Kunst: Op zoek naar politieke vrienden
Verder blijkt uit de documenten dat tabaksbedrijven kunstevenementen en maatschappelijke programma’s hebben gesponsord in Singapore. Niet om de publieke opinie te beïnvloeden, maar om dichter bij beleidsmakers te komen. In de woorden van Jeremy Jilla (general manager, PM Azië): “[In Singapore] tilt de publieke opinie minder zwaar aan de politieke mening. Sponsoring van betrokkenheidsprogramma’s is pas echt waardevol als we erin slagen politieke vrienden te maken en sleutelfiguren bij de overheid te spreken en een doorlopend overleg aan te gaan dat in ons voordeel werkt.”
De sponsoring droeg bij aan het verbeteren van het bedrijfsimago van de tabaksfabrikanten en het opbouwen van een netwerk met overheidsambtenaren. In zijn Public Affairs Review uit 1993 merkte BAT op dat de betrekkingen met de ministeries van Handel en Industrie en Informatie en Kunst bijzonder hartelijk waren. Geïnterviewden uit de kunst- en onderwijssector vertelden dat, hoewel sponsoring door de tabaksindustrie over het algemeen wordt vermeden, tabaksbedrijven nog steeds stages aan studenten aanbieden, want dit is niet tegen het beleid. Een tabaksbedrijf stelde een case study-wedstrijd voor studenten voor, maar dat werd afgewezen door de onderwijsinstelling op grond van het feit dat het bedrijf zijn merken dan indirect kon promoten.
Wetenschap: ‘vrijblijvende’ onderzoeksbeurzen
In de jaren 90 financierden tabaksfabrikanten consultants, die zich presenteerden als onafhankelijke onderzoekers. Zij werden ingezet in de lobby tegen rookvrije wetgeving in Singapore. Geïnterviewden uit de academische wereld beschreven hoe tabaksfabrikanten in Singapore gevestigde onderzoekers zes- tot zevencijferige ‘vrijblijvende’ onderzoeksbeurzen aanboden om hun onderlinge netwerk met te cultiveren. Een geïnterviewde herinnerde zich dat hij eind jaren 80 een geheel verzorgde reis aangeboden kreeg van een Amerikaanse juristenfirma die optreedt namens een tabaksbedrijf, naar een symposium over interne luchtkwaliteit.
Niets nieuws
De uitkomsten van het onderzoek hoeven niet te verrassen. TabakNee ontdekte al in 2015 een relatie tussen Japan Tobacco International en het Rijksmuseum in Amsterdam, waarbij het museum geen enkel moreel bezwaar ervoer. In ‘gezamenlijk overleg’ is deze relatie in 2017 beëindigd. In 2018 berichtte het Britse dagblad The Guardian dat het British Museum, de Royal Academy of Arts, het South Bank Centre en het London Philharmonic Orchestra allemaal een lucratieve sponsordeal hadden met twee grote tabaksfabrikanten, terwijl de tabaksindustrie geen reclame mag maken voor haar producten.
Ook de relatie met media is niet nieuw. Tal van internationale lobbyisten, wetenschappers en beleidsmakers kwamen in 2017 bijeen op een conferentie in Londen om over illegale handel te praten. De organisatoren waren The Financial Times en PMI Impact, een naar eigen zeggen onafhankelijk fonds van tabaksgigant Philip Morris.
In Nederland lieten in het recente verleden verschillende wetenschappers zich verleiden tot samenwerking met de tabaksindustrie. Dat was onder meer het geval bij de Universiteit van Utrecht, de VU, waar pensioenrechtprofessor Erik Lutjens ook voor BAT bleek te werken, en de Erasmus Universiteit, waar lobbyprofessor Rinus van Schendelen met goedvinden van het universiteitsbestuur onderzoek uitvoerde met tabaksgeld.
‘Een goede deal’
In het afgelopen decennium bleken ook de Nederlandse Voedselbank en enkele kustgemeenten zonder bezwaar in zee te gaan met de tabaksindustrie. De Voedselbank in Bergen op Zoom ontving in 2011 zo’n 18.000 euro van Philip Morris. Volgens de toenmalige voorzitter Leo Wijnbelt van Voedselbanken Nederland ‘een goede deal’.
In 2014 berichtte TabakNee dat vijf Nederlandse kustgemeenten – Den Helder, Zandvoort, Noordwijk, Veere en Vlissingen – het FCTC-verdrag van de WHO overtraden door samen te werken met de tabaksfabrikant JTI. Dit bedrijf had het initiatief genomen voor de campagne ‘Laat je peuk niet alleen’, die vervuiling van stranden door achtergelaten sigarettenpeuken moet tegengaan.
Aantrekkelijke ingangen
De onderzoekers van de Universiteit van Singapore concluderen niet voor niets dat landen die artikel 5.3 van het FCTC-verdrag implementeren rekening moeten blijven houden met inmenging van de tabakslobby in beleidsvorming buiten de rechtstreekse contacten met de overheidssector om. In Nederland houdt de overheid de tabaksindustrie sinds 2015 op afstand nadat de toenmalige staatssecretaris daarover een brief rondstuurde aan ambtenaren.
Omdat het parlement zich daar, ten onrechte, vooralsnog niet aan gebonden acht, heeft Rookpreventie Jeugd inmiddels voorgesteld artikel 5.3 wettelijk te verankeren. De tabaksindustrie moet het hier dus in toenemende mate hebben van omtrekkende bewegingen en vooral in de academische wereld, kunst, onderwijs en de media zijn voor de lobby aantrekkelijke ingangen te vinden. TabakNee bericht hier al acht jaar over en zal dit blijven doen.
tags: Singapore | contactverbod | FCTC-verdrag | tabaksregelgeving | tabakslobby