line
rechtzaak-1

Uitwerking artikel 5.3 FCTC door regering is nog te vaag

vrijdag 25 september 2015

In de notitie ‘Verduidelijking invulling artikel 5.3 WHO-Kaderverdrag’ die staatssecretaris Van Rijn (Volksgezondheid) donderdag naar de Eerste en Tweede Kamer heeft gestuurd, is een aantal maatregelen geformuleerd “ter verdere invulling van artikel 5.3 WHO-Kaderverdrag inzake tabaksontmoediging”. Daarmee komt de regering voor een deel tegemoet aan de eisen van de Stichting Rookpreventie Jeugd (SRPJ) in de rechtszaak die zij tegen de Staat heeft aangespannen. SRPJ is echter nog niet tevreden.

Door de webredactie

De notitie van VWS is “(eindelijk) een stap in de goede richting”, stelt SRPJ in een reactie. “Maar de aankondiging dat het contact met de tabaksindustrie voortaan ‘terughoudend’ en ‘ingetogen’ zal zijn, is zodanig wollig dat daarmee het doel van het Verdrag – het oprichten van een ‘firewall’ tussen de overheid en de tabakslobby om invloed van de tabakslobby op het beleid te voorkomen – niet luid en duidelijk wordt nageleefd.”

Onder dreiging van de rechtszaak die SRPJ vorig jaar tegen de Staat is begonnen, heeft het ministerie van Volksgezondheid (VWS) in de notitie een aantal regels geformuleerd die bepalend zouden moeten zijn voor de contacten van de (lokale) overheid met de tabaksindustrie. Met deze regels zou dan het internationale antirookverdrag (FCTC) zijn omgezet in concreet beleid.

Zo stelt de notitie dat de overheid voortaan ‘terughoudend’ zal omgaan met de tabaksindustrie en daarbij een ‘ingetogen communicatiestijl’ zal betrachten. VWS zal per brief aan alle organen van de overheid (inclusief gemeenten en provincies) laten weten wat het FCTC-verdrag inhoudt en dat contact met de tabaksindustrie strikt moet worden beperkt tot alleen noodzakelijk overleg over de praktische uitvoering van al vastgesteld regelgeving of beleid. In een eerdere versie van de notitie werd ook het parlement genoemd als orgaan van de overheid dat zich aan het FCTC-verdrag heeft te houden.

VWS zal daarnaast een protocol opstellen waarin duidelijk wordt hoe ambtenaren met de tabaksindustrie moeten omgaan. Dit protocol geldt ook voor andere overheden. Verder zal de transparantie worden bevorderd rond de toegestane contacten tussen de overheid en de tabaksindustrie. Dat gebeurt via de website van de Rijksoverheid, waar alle overheidsorganen actief hun contacten met de tabaksindustrie openbaar zullen maken.

Vaag en multi-interpretabel

Stichting Rookpreventie Jeugd vindt de notitie op een aantal punten te vaag en multi-interpretabel geformuleerd. In een reactie die de stichting aan de voorzitters van de Eerste en Tweede Kamer stuurde, schrijft zij verder:

“In de Notitie stelt de Staatssecretaris dat VWS en Financiën het afgelopen decennium al de nodige stappen hebben gezet om artikel 5.3 na te leven. Niets is minder waar: in het afgelopen decennium hebben VWS en Financiën gewoon met de tabakslobby gepolderd, net als de ministeries dat met allerlei andere maatschappelijke groeperingen ook doen. Artikel 5.3 beoogt nu juist aan die polder-praktijk een eind te maken. De Notitie doet dus alsof er eigenlijk niets aan de hand is en suggereert daarmee ten onrechte dat er in wezen niets hoeft te veranderen. Zo wordt in de Notitie benadrukt dat het ministerie van Financiën ‘bestendig’ contact onderhoudt met ‘allerhande brancheorganisaties’, wat niet bepaald wijst op het ingrijpend beperken van de veelvuldige contacten die Financiën met de tabakslobby onderhoudt.
Daarnaast meent de Stichting dat het overleg dat de overheid heeft in de uitzonderingssituaties waarin het Verdrag voorziet in de openbaarheid dient plaats te vinden. En dat ook de inhoud van telefoongesprekken, sms-uitwisseling en andersoortig digitaal contact (bv. Skype-gesprekken) uitdrukkelijk bij de openbaarmaking dient te worden betrokken. De notitie rept met geen woord over dit soort contacten en ook niet over de feitelijke openbaarheid van overleg met de tabaksbranche.”

Opvallend is verder dat de staatssecretaris in zijn aanbiedingsbrief bij de notitie aan de stichting schrijft, dat “de verplichting van artikel 5.3 zich ook uitstrekt tot het handelen en nalaten van het parlement. Het parlement zal daarop worden gewezen in de aanbiedingsbrief waarmee het document Verduidelijking invulling artikel 5.3 WHO Kaderverdrag aan het parlement wordt aangeboden”. In de aanbiedingsbrief aan het parlement zelf is daar niets van terug te vinden.

Brede steun

SRPJ wordt in haar standpunt inhoudelijk gesteund door de Alliantie Nederland Rookvrij (ANR), een samenwerkingsverband waar onder andere KWF Kankerbestrijding, het Longfonds en de Hartstichting deel van uitmaken. ANR liet eerder dit jaar een rapport opstellen over de juiste toepassing van artikel 5.3, waarin eveneens wordt gesteld dat er een ‘firewall’ moet zijn tussen de overheid en de tabaksbranche.

Vanwege de onduidelijkheden die nog blijven bestaan over de implementatie van artikel 5.3, zet SRPJ de rechtszaak door. Bij de rechtbank Den Haag vindt op maandag 28 september aanstaande een mondelinge behandeling van de zaak plaats (om 09.30 uur). Deze zitting is openbaar.

tags:  Van Rijn | tabakslobby | tabaksindustrie