Zorgkosten claimen van tabaksfirma’s lukt zelden
Overheden vangen bot bij rechter, alleen succes in VS en Canada
dinsdag 28 oktober 2025
Van de zeker zestig juridische procedures waarin overheden verspreid over de wereld probeerden de kosten van behandeling van tabak-gerelateerde ziekten te verhalen op de tabaksindustrie, zijn tot nog toe twee op een schikking uitgelopen. De industrie traineert en ontkent haar verantwoordelijkheid.
Door de webredactie
Overheden die via de rechter de kosten van gezondheidszorg als gevolg van tabaksgebruik op de tabaksfabrikanten willen verhalen krijgen in de meeste gevallen nul op het rekest. Sinds het Master Settlement Agreement van 1998, waarin Amerikaanse Staten en tabaksfabrikanten afspraken dat de tabaksbedrijven de Staten in totaal zo’n 206 miljard dollar zouden betalen en hun marketing zouden aanpassen, hebben bij elkaar ten minste 60 nationale, regionale en lokale overheden in 21 landen geprobeerd kosten van gezondheidszorg te verhalen op de tabaksindustrie. In vrijwel alle gevallen is dat mislukt, zo inventariseerde The Examination. Alleen Canadese provincies is het recent gelukt een miljardenschikking te treffen.
Hoe komt het dat zoveel van deze rechtszaken stranden, wilde The Examination weten. De belangrijkste reden blijkt te zijn dat rechters het directe verband tussen de kosten van gezondheidszorg en de aansprakelijkheid daarvoor van de tabaksfabrikanten niet kunnen of willen vaststellen. Daarnaast is de industrie een meester in het vertragen van de rechtsgang. Het strafste voorbeeld daarvan is dat het de Nigeriaanse overheid niet lukte om een dagvaarding afgeleverd te krijgen bij Philip Morris International, waarna de overheid de zaak tegen PMI maar terugtrok.
Master Settlement Agreement
Nadat halverwege de 20e eeuw gaandeweg duidelijk werd dat tabak kanker veroorzaakt, probeerden individuele patiënten de industrie verantwoordelijk te houden. Dat mislukte omdat de tabaksfabrikanten met succes wezen op de eigen keuze van de roker om wel of niet te roken. Begin jaren 90 gooide openbaar aanklager van Mississippi Mike Moore het over een andere boeg. Hij bedacht om de tabaksbedrijven verantwoordelijk te houden voor de kosten die de Staat maakte voor de behandeling van door tabak veroorzaakte ziekten.
Die zaak kreeg extra kans toen korte tijd later een groot lek van interne documenten van de industrie uitwees dat de tabaksbedrijven al tientallen jaren wisten dat hun producten verslavend en schadelijk waren, zonder dat aan consumenten te laten weten. Moore klaagde daarop Philip Morris Inc., Brown & Williamson (dochter van British American Tobacco), R.J. Reynolds en Lorillard aan. In de jaren erna volgden vele andere staten het voorbeeld.
Rechters gingen deels mee in het argument van de tabaksindustrie dat de staten niet rechtstreeks slachtoffer waren van het vermeende wangedrag van de industrie. Maar sommige rechtbanken besloten de zaak wel door te laten gaan op basis van wetgeving over bescherming van consumenten of verboden op samenspanning van de industrie.
Met de behandeling van die zaken in zicht, besloten de tabaksbedrijven in te stemmen met de schikking waarin werd afgesproken dat de bedrijven bij elkaar, en uitgesmeerd over jaren, 206 miljard dollar zouden betalen, plus 1,7 miljard dollar per jaar zouden stoppen in antirookcampagne Truth Initiative en hun interne documenten zouden openbaren (nu in de Truth Tobacco Industry Documents-collectie van de Universiteit van Californië - San Francisco).
Geen bewijs voor direct verband
In de jaren erna hebben verschillende Zuid-Amerikaanse landen, maar ook Oekraïne, Rusland, Kirgizië, Tajikistan, Thailand en lokale overheden geprobeerd bij de Amerikaanse rechter kosten te verhalen op de Amerikaanse tabaksbedrijven. Al die zaken liepen op niets uit, ofwel omdat ze werden teruggetrokken, ofwel omdat het vonnis de overheden in het ongelijk stelde. In dat laatste geval was de afstand van de tabaksfabrikanten tot directe verantwoordelijkheid voor de kosten van gezondheidszorg het beslissende argument.
Ook rechtbanken in andere landen gebruikten dit argument, zoals het hooggerechtshof van de Marshall Eilanden, dat in 2002 een zaak afwees omdat de overheid niet had kunnen aantonen dat het vermeende wangedrag van de tabaksfirma’s, zoals het verkeerd weergeven van de gezondheidsrisico’s, had geleid tot de kosten van gezondheidszorg.
‘Er moet een peuk in je longen zitten’
Eenzelfde argument werd gebruikt in een zaak die nog loopt van de nationale zorgverzekeraar van Zuid-Korea, die een kleine 40 miljoen dollar probeert te verhalen aan kosten voor de behandeling van drie vormen van kanker die zeer sterk in verband worden gebracht met roken. De rechter wees de claim af omdat geen bewijs was geleverd voor iedere patiënt afzonderlijk dat de kanker het gevolg was van het roken. De overheid is in beroep gegaan, waarover nog geen uitsluitsel is.
Dat rechters tot zo’n conclusie komen is omdat zij en advocaten te weinig kennis hebben van gezondheidsstudies op bevolkingsniveau, stelt Andrew Higgins, hoogleraar civiel recht aan de Universiteit van Oxford en voorzitter van een internationale expertgroep die voor de WHO-FCTC de juridische verantwoordelijkheid van tabaksbedrijven bestudeerde. “Wat zij willen is het bewijs dat er een sigarettenpeuk in je longen is gevonden en dat het daarom Philip Morris moet zijn geweest die je vermoord heeft.”
Het rapport van de expertgroep wordt op de komende Conference of the Parties (COP11) van de bij de FCTC aangesloten landen in november in Genève besproken. De verwachting is dat de COP de aanbevelingen daarin zal aannemen.
PMI weigerde dagvaarding aan te nemen
Nog een oorzaak dat rechtszaken mislopen zijn de vertragingstactieken van de tabaksindustrie. Behalve dat ze voldoende geld hebben om procedures eindeloos te rekken, grijpen ze ook alles aan om zaken te vertragen. In 2007 klaagden de federale overheid van Nigeria en verschillende Nigeriaanse staten British American Tobacco en PMI aan. Alle zaken werden afgewezen of hangen nog, omdat de fabrikanten met succes de jurisdictie van de rechtbanken aanvochten of stelden dat de regeringen de gerechtelijke documenten niet op de juiste wijze hadden betekend.
In de federale zaak weigerde PMI in Zwitserland, destijds het hoofdkantoor, de dagvaarding van de Nigeriaanse rechtbank aan te nemen van een DHL-koerier. De openbaar aanklager probeerde daarop twee jaar lang de dagvaarding bij PMI te krijgen. Een poging om dat via advertenties in twee Zwitserse kranten te doen werd door het Zwitserse ministerie van Justitie tegengehouden. De Zwitserse regering wilde ook op andere manieren niet meewerken. Uiteindelijk liet de aanklager de zaak tegen PMI in 2010 vallen, omdat de rechtbank dreigde de complete zaak op te schorten. In Brazilië probeerden tabaksbedrijven dezelfde tactiek toe te passen, maar die werd door de rechtbank niet geaccepteerd. Die zaak, in 2019 begonnen, loopt nog.
Canadees succes dankzij massaclaims
Canada is tot nog toe het enige land buiten de VS waar een juridische procedure uiteindelijk heeft geleid tot een miljardenschikking met de tabaksindustrie. Voor het succes daarvan is volgens The Examination de weg geplaveid door twee class actions (collectieve acties of massaclaims) in Quebec, de ene door patiënten met long- of keelkanker of longemfyseem. De andere zaak was van mensen die verslaafd raakten aan nicotine. Zowel in eerste als in tweede aanleg kregen de eisers in deze zaken gelijk.
Die uitspraken deden Philip Morris International, British American Tobacco en Japan Tobacco besluiten te schikken in deze en andere zaken die tegen hen waren aangespannen. De tabaksfirma’s kwamen overeen om in totaal 23 miljard US-dollar te betalen, waarvan 17,6 miljard voor de overheden van verschillende provincies, 2,9 miljard voor de rokers in de class actions en 712 miljoen US-dollar voor een stichting die zich gaat richten op tabak-gerelateerde ziekten. De rest is voor andere potentiële rechthebbenden en kosten. Overigens dekt het aan de overheden toegekende bedrag slechts 3 procent van de geschatte kosten voor de behandeling van tabak-gerelateerde ziekten.
Tijdige aanpassing van de wet
Het succes van de Canadese zaak is ook te danken aan het feit dat de Canadese regering voordat de zaken werden aangespannen, wetgeving had ingevoerd die provincies het recht gaf om naar de rechter te stappen op grond van het uitgangspunt dat wangedrag van bedrijven, bijvoorbeeld door misleidende reclame, tot ziekte kan leiden. Ook konden de provincies data op populatieniveau gebruiken om de schade aan te tonen. Dat maakte dat de provincies grote kans hadden om zaken tegen de industrie te winnen.
Nu wordt uitgekeken naar de uitkomst van een zaak die sinds 2019 in Brazilië loopt en waar volgend jaar een vonnis in wordt verwacht. Als die in het voordeel van de overheid uitvalt, kan dat een golf van nieuwe zaken tot gevolg hebben.
Collectieve schadeclaim kan nu ook in Nederland
In Nederland bestaat al langer de mogelijkheid voor stichtingen of verenigingen om namens gedupeerden een collectieve actie te beginnen waarin kan worden vastgesteld of de aangeklaagde partijen verantwoordelijk gehouden kunnen worden voor de geleden schade. In 2020 is het dankzij een nieuwe wet (WAMCA) makkelijker geworden om ook collectief een schadevergoeding te claimen. Daarbij kan het overigens alleen gaan over zaken die betrekking hebben op gebeurtenissen die zich op of na 15 november 2016 hebben voorgedaan.
tags: Truth Initiative | JTI | BAT | PMI | tabaksschade | rechtszaak | zorgkosten | Master Settlement Agreement | gezondheidsschade | schadevergoeding





Stichting Rookpreventie Jeugd is geregistreerd als Algemeen Nut Beogende Instelling (RSIN: 820635315 | KvK: 34333760).